Voor de laatste keer: het debuut

Ontmoetingskerk Nijmegen

De afsluiting van mijn ‘boektoer’ vond plaats op 3 april 2014: de laatste keer dat mensen me en plein public vragen mochten stellen over mijn debuut. Welke dan ook. Ik stond ervoor open. Waarop En het regende prompt transsubstantieerde van fictie in een excuus tot het uitwisselen van ervaringen en anekdotes. Andermans herinneringen aan grensoverschrijdende priesters en nonnen, aan dominees en een zorgeloos vrome jeugd. De roman werd een praatpapier vol herkenning. Een soort van spiekbriefje, voor het geval het gesprek even stil kwam te liggen. Bleek ik ineens geëngageerde literatuur te hebben geschreven.

De uitnodiging was hartelijk en pastoraal, daar kwam het door. Dominee Johan Dorst. Een tanige hardloper van middelbare leeftijd met een oecumenisch hart, voorganger in een huis waar vele kamers waren. Katholiek en protestants, meer of minder rekkelijk. De Ontmoetingskerk. Ik schudde er vluchtig de hand van de beide roomse voorgangers, die andere verplichtingen verkozen boven onze bijeenkomst. De tafel zat vol genoeg, niettemin. Eerbiedwaardige dames, niet allemaal even vast ter been of gezond, maar zeer geïnteresseerd. Nog meer dames de hand schudden. Aan het werk.

Toen Eline begon te vertellen over haar ervaringen, werd het stil. Katholiek, net als ik, maar met minder kansen omdat ze vrouw was. Niet kunnen studeren wat ze wilde. Nog meer akelige details. Ondanks haar grijze kuif zag je de jonge, miskende vrouw, getekend door het instituut. Een huishoudschool in plaats van een gymnasium en dat nooit meer kunnen inhalen. Niet werkelijk. ‘En toen,’ besloot ze ferm, ‘liet ik me dus uitschrijven uit de kerk.’ Nog meer stilte. De vrome dames om haar heen knikten vol begrip. Johan Dorst ook. Ik knikte. ‘En u dan, Stefan, waarom heb jij je nooit laten uitschrijven?’ Ik stotterde even, zuchtte terwijl ik naar mijn roman keek, naar het lege theekopje op de cover. ‘Ik schrijf mezelf uit,’ zei ik. En ik ben nog lang niet uitgeschreven.