Toen Vestdijk vijftig jaar geleden overleed was ik toen nog niet eens geboren. En nee, dat maakt me nog niet jong, helaas. Het duurde behoorlijk lang voordat ik zijn boeken in handen kreeg. Maar sindsdien spookt hij in mijn dromen. Daar is best een goede reden voor.
Oma van Dierendonck
Mijn eerste ontmoeting met Vestdijk is voor altijd verbonden aan de herinnering aan mijn oma. Van mijn vaderskant. Bep was haar voornaam, maar niemand noemde haar zo, en ik zeker niet. Geboren in Diemen in 1907, getrouwd in 1930, overleden in 1995 in Venray. Elf kinderen op de wereld gezet, altijd een persoonlijk woord en aandacht voor iedereen. Ze liet een familie van 88 mensen na, bij haar overlijden, evenveel als ze oud was geworden, en daar was ze ronduit trots op. Zo herinner ik het me.
Maar wat ik me ook herinner, was haar erfenis. Of beter: haar nalatenschap. Oma was niet rijk, niet in financieel opzicht tenminste, maar ze had een goed gevulde boekenkast. En daar mocht ik er eentje uit trekken. Dus daar stond ik, priester in opleiding, een mager manneke dat even oud was als zij toen ze trouwde. Misschien was ik toen al tot diaken gewijd, dat kan. In dat geval droeg ik een zwart pak met priesterboord.
Mijn keuze
En welk boek koos ik uit? Vestdijks De nadagen van Pilatus. Ik weet niet precies waarom. Misschien de zwarte panter op de cover, het meisje dat naar beneden keek, de afgrond in. De hint van romantiek, nog versterkt door de titel. Het was natuurlijk helemaal verkeerd voor een man van God, en dat vroeg oma ook:
Weet je het zeker?
Ik wist het zeker. En met haar toch wat bibberige handschrift schreef ze de opdracht in de hoek:

Zo trots was ik erop, zo blij was ik ermee. En dat veranderde niet toen ik een bladzijde omsloeg en ontdekte dat Vestdijk een cadeau was geweest, uit 1987, van een oom en zijn vrouw. Een neerlandicus, die in Nijmegen had gestudeerd. Mijn heeroom, zoals dat heet, maar toen al uitgetreden en getrouwd.
En ineens begreep ik haar vraag ook beter.
De eerste lezing
Nog later, toen ik de roman gelezen had, begreep ik het weer wat beter. Dit was geen simpele kost, geen moderne fastfood van een romannetje. Ik las hem ademloos uit, en zoals bij alle grote romans bleef er een beeld in combinatie met een zin in mijn ziel steken. Met van die literaire weerhaken, waardoor je ze nooit volledig kunt verwijderen.
De scene betreft een ontmoeting tussen Maria Magdalena en keizer Caligula, die bij elkaar zijn omdat de keizer een ongewone fascinatie heeft opgevat voor Jezus, haar ware geliefde. Hij wil Maria bezitten omdat hij jaloers is op haar liefde voor de gekruisigde. Zoiets. En dus doet hij alsof hij Jezus zelf is, terwijl ze gemeenschap hebben. Of hij knielt tussen haar knieën en dringt zich op, ‘geenszins ter adoratie.’
En dan komt de zin die ik bedoelde:
Alle zonden kende zij, nu moest zij nog de allerlaatste leren kennen, in deze uithoek van het paleis, waar glans en verrotting samenspanden om de wereld te doen vergaan. Zoals een worm met zijn kale kop aarde en modder doorwoelt, zo baande de zoon der velden zich een weg. (p.136)
Tweede indruk
Nu ik de roman nog eens gelezen heb, niet meer zo gefascineerd als de eerste keer, eerlijk is eerlijk, ben ik wel ontnuchterd. En geschokt ook. Vestdijk geeft Maria Magdalena een vreselijk vrouwonvriendelijk einde. Echt niet woke. Het einde van Caligula komen we in een passend korte bijzin te weten, en dat van Pilatus, toch de voornaamste hoofdpersoon van deze roman, is merkwaardig mild.
Uiteindelijk is deze historische roman uit 1938 toch gedateerd geworden. Dat gevoel overheerst. Vestdijk veronderstelt nogal wat kennis van de klassieke oudheid. Hij maakt veel te complexe zinnen voor tegenwoordig. En dan is er nog die onverklaarbare fascinatie van hoogstaande Romeinen met Jezus van Nazareth. Het lijkt erop dat Vestdijk wil dat de mythologisering van die mislukte opstandeling al in volle gang was, ook een paar jaar na zijn dood al. Maar echt, dat is niet waarschijnlijk. Dat Caligula een sadist was wil ik wel geloven, maar dat hij Maria Magdalena om Christus’ wil zo moet mishandelen is me een raadsel.
Maar misschien is dat mijn historisch-kritische vorming, die altijd overuren draait, als het om een historische roman gaat. Dat kan natuurlijk. Professionele afwijking.
Conclusie
En toch. Bij alle bedenkingen is De nadagen van Pilatus wel een fascinerende roman geworden, die je diep kan raken. Die mij diep heeft geraakt, met haar decadente motieven en haar vage filosofische overwegingen die het geheel uittillen boven dat van een simpel levensverhaal. Vestdijk neemt je mee en laat je niet los, en dat is echt knap. Je volgt de lotgevallen van Pilatus en Maria, maar wat je bijblijft is de manier waarop ze reageren vanuit hun diepere overtuiging.
Die visie klinkt zo, in de woorden van Pilatus, die Maria Magdalena parafraseert:
Volgens haar zeggen beschikte Jezus van Nazareth over een geheime leer naast de in omloop zijnde, die hierop neerkwam, dat de zonde niet bestond, althans nergens anders bestond dan in het brein van degene die zich tegen de zonde verzette. (p. 54)
Maria Magdalena is voor Vestdijk een profeet van de acceptatie van het hier en nu. Niet van de zonde in het hier en nu, maar van de feiten, van alles wat anderen haar aandoen. Want de zonde bestaat niet. Je zou haar met een beetje gevoel voor historische overdrijving mindful kunnen noemen.
En kijk, dat vind ik nou fascinerend actueel.