Zo tegen het begin van de herfst mag ik weer aan de bak voor de Leeskringen. Een heerlijk moment, ik kan niet anders zeggen. En dit seizoen mag ik Joseph Roth presenteren: zijn beroemde Radetzkymars. Het boek dat ik vorig jaar heb besproken, Lisa Halliday’s Asymmetrie, viel niet zo in de smaak, maar volgens mij gaat Roth ze beter bevallen. Dat hoop ik toch.
De Radetzkymars van Rieu
Wat maakt Radetzkymars een onbetwiste klassieker van de wereldliteratuur? Dat was de eerste vraag waarmee ik mijn voorbereiding begon. En met een beetje googelen wist ik het al: wat het ook is, bij André Rieu is het antwoord niet te vinden. Hoe hoog hij ook scoort in de zoekresultaten. Typ het maar eens in en je krijgt klappende mensen van middelbare leeftijd of ouder, eindelijk aan de zwier op de klapper van de avond. Niet dat ik iets tegen dit soort vermaak heb, heus niet. Als je er plezier aan beleeft, ga dan gerust je gang. Ik houd je niet tegen. Maar behalve de titel heeft het niets te maken met de roman.
Wat het ook niet is…
Het verhaal van de ondergang van de Habsburgse dubbelmonarchie, verteld door de ogen van drie generaties Von Trotta’s. Een gedecoreerde legerheld, zijn trouwe ambtenarenzoon en de gedegenereerde kleinzoon. Je zou denken dat het daarover gaat, en over een veldslag, duels, tragische liefdes, incompetentie die wordt toegedekt door het hoogste gezag, over goklust en menselijke zwakte. En dat lees je ook allemaal, zeker. Het is fascinerend, zonder meer. Maar een plot of twee maakt nog geen grote roman.
Wat is het dan wel?
Ik heb zo mijn gedachten. Een hypothese, zeg maar, die ik ga onderbouwen, maar niet hier in dit blog. Daarvoor is het nog te vroeg. Ik ga hem uitwerken op papier en dan vertellen aan de leden van de leeskringen van dit seizoen. Luisteren naar hun mening en de mijne bijstellen. Later kunnen ze alles nog eens rustig nalezen in een begeleidend schrijven, dat ook. En dan? Misschien wordt het dan ook eens rijp voor het wereldwijde web.