Samen met mijn kinderen wandel ik door de wijk. Ik vraag me af: wat gaan ze onthouden van het Oud-West van hun jeugd? En als ze twintig of dertig jaar later terugkeren, wat is er dan nog van over? Nostalgie noem je dat, ik weet het, en het betekent natuurlijk vooral dat ik oud begin te worden. De naderende herfst maakt het ook niet beter. Of dat bezoek laatst aan de buitenwijk waar ik zelf opgroeide, in het verre Budel, tegen de Belgische grens.
Daar bleek de kerk allang vervangen door een verzorgingshuis, heel ironisch. De bibliotheek was gesloten, en al stond het gebouw er nog wel, het bronzen beeld van het lezende meisje was verdwenen. Misschien leest ze nu verder in stoffig hoekje in een museum. Mijn vroegere kleuterschool is veranderd in een grasveld. En van de lagere school (de Sint Jozef, later De Kleine Wereld) zijn de ramen afgetimmerd met goedkope OSB-platen, die ook al aan het rotten zijn.
Nee, het ziet er niet goed uit voor publieke gebouwen in een wijk, niet op de lange termijn tenminste.
Dan stoppen de kinderen voor een tuin met witte beelden en begint de jongste te lachen. Kijk dat daar! En hij maakt het gebaar van een varken. Even verderop een egel. En dan een jongen die een konijn knuffelt. Een zaaiertje. En ze hebben gelijk. Als je een beetje oplet, dan ontdek je steeds weer nieuwe beelden in onze wijk: grappig, romantisch, een tikje schunnig zelfs, als ze twee konijnen achter elkaar plaatsen.
Het meeste raakt me het beeld van een jongen en een meisje die samen een boek lezen, tegen een gevel gemonteerd. Dat is pas nostalgie: jonge mensen zonder iPad of smartphone, maar met een papieren boek. En zonder afstand te houden. Ik schrijf erover, zodat niemand het vergeet.