Wat een grappige en tegelijk vreselijke serie. De luizenmoeder. Vandaag zag ik de eerste twee afleveringen dankzij de NPO-app. Een naïeve, pas gescheiden kinderpsycholoog betreedt voor het eerst met haar dochter een basisschool from hell. ‘Een van de meest herkenbare arena’s van Nederland’, noemen ze het, maar ik kon die directeur alleen maar verdragen met mijn handen voor mijn ogen. Alsof het The Day of the Triffids was of A nightmare from Elm Street – de twee films waar ik mijn kindernachtmerries aan te danken heb. Kraakheldere angstbeelden die me nog steeds nu en dan bezoeken, vooral na een borreltje teveel.
De eerste zag ik stiekem op mijn kinderkamer, de dag dat mijn ouders me eindelijk die boventallige zwart-wit televisie toevertrouwden. Ik keek met ingehouden adem en met het geluid laag. Een gebreide tochtslang onderaan de deur, tegen het licht. Een komeet was over de wereld geschoten en had iedereen blind gemaakt. Het had vleesetende planten meegebracht, die het eiland Engeland overnamen en hun giftige pijlen afvuurden op kwetsbare mensenkelen. Auw. En ze wilden alleen maar wat groente oogsten uit hun tuintje. Het einde van die film heb ik nooit gehaald.
Dezelfde fout maakte ik bij Nightmare. Een even akelig verhaal, waar iedereen die in slaap viel in het universum van een sadistische seriemoordenaar belandde. Niet slapen was het devies, maar zie dat maar eens vol te houden. Ik klikte weg bij de warmwaterkraan die ineens veranderde in een scheermesscherpe klauw. Dubbel auw.
Zeker zo akelig waren de beelden waar ik vanmorgen mee wakker werd: een van mijn klassieke priesterdromen. Ik stond weer voor een altaar dat bedekt was met smetteloze kleden en een missaal. Voor me een aandachtig gehoor, nog één keer verzameld. Mijn laatste kans was het, ik zag het. De gelovigen knikten me toe, ze wachtten op mij om het ritueel te beginnen en te volbrengen. Ik keek naar het grote boek voor me, in rood leer gebonden. Helemaal leeg. Geen letter te zien. Bladzijde na bladzijde geen woord om voor te lezen. Geen herinnering in mijn hoofd. Ik wist niet eens meer hoe ik een kruisteken moest slaan. Het publiek aarzelde maar stond uiteindelijk op. Gemor. Stille verontwaardiging. Ze vertrokken. Ik bleef alleen achter.
De luizenmoeder zag ik wel helemaal tot het eind en dat noem ik progressie. Daar stond de hoofdpersoon Hannah ineens tussen vijf kinderen die door hun ouders bij haar werden gedumpt – ze moest er zelfs haar sauna voor opgeven – en ik dacht: wacht eens even, dat lijkt me eigenlijk helemaal niet zo vreselijk. Misschien wordt het zelfs gezellig na schooltijd. Zoveel leven in huis.