Elke 6 maart voltooit Marijke Hanegraaf haar levensjaren. Dit jaar was het nummer 75. Een kroonjaar, zoals dat heet. We hebben het ondanks de beperkingen door het coronavirus toch feestelijk kunnen vieren. Met een poëziewandeling door de binnenstad, vol bijdragen van vrienden, familie en collega dichters. Ik was erbij en het zette me wel aan het denken. Over de macht van haar poëzie bijvoorbeeld.
Disclaimer

Maar eerst een eerlijke disclaimer: we zijn vrienden, Marijke Hanegraaf en ik. En niet pas een paar jaar ook. Volgens mij vieren we volgend jaar ons eerste decennium, maar dat moet ik even nazoeken in mijn dagboeken. En het wonderlijke is, dat we niet van dezelfde generatie zijn of van hetzelfde geslacht, maar dat we elkaar toch begrijpen. Dat gevoel. Ik weet niet precies hoe dat komt, maar het is zo.
Dus verwacht van mij geen objectiviteit hier.
De poëzie van Marijke Hanegraaf

Haar bundels staan in mijn kast en een tweede exemplaar van haar debuut ligt naast mijn bed. Dus laat ik daarmee maar beginnen. Veerstraat. Gedichten. Uitgegeven door De Arbeiderspers en vormgegeven door haar vaste vormgever Steven van der Gaauw.
Het is precies, wat ze schrijft. De beelden zijn concreet en toch springen ze moeiteloos naar het algemene. Ik weet niet hoe ze dat doet. Zoals in Advent (p. 55):
Ze stond bij coffeeshop The Doors en Stubbe’s Haring
En onverwacht kuste de avondwind de laatste bloemen
van de venter. Een vrouw werd kind; warrelend blad
de carrousel, het slagwerk blik en plastic bekers.
Je ziet gewoon hoe ze begint bij een plek die je kunt opzoeken, desnoods, op Google Maps. Maar dan ben je haar kwijt en springt ze naar de geest van een kind die de engel Gabriël ziet, in blauw nog wel, en een hijskraan, een van de reuzen van het moment.
Maar daar blijft ze niet, bij dat grote en onaanraakbare, bij die mythische wezens. De wind gaat liggen, de nacht valt, de engel verdwijnt en alleen de hijskraan houdt de wacht. En dan ben je terug. Een reis in veertien regels.
‘Dag,’ zei ze tot de reuzen van dit moment;
de ritselende grond leek een seconde lang gezegend.
Ze doet het vaker, zo. Sla maar een willekeurige bundel open op een willekeurige bladzijde, en je ziet het. Het zichtbare krijgt een krans, zoiets?
Een soort van religieuze woorden
En dan die titel, ook dat is geen toeval. Hanegraaf de dichter aarzelt niet om zich te laten inspireren door religieuze termen. Door de adventstijd in het gedicht dat ik al citeerde, dat wijst op de voorbereidingstijd voor Kerstmis, waarbij ze ook een engel beschrijft die een komst aankondigt maar ook weer verdwijnt na zijn boodschap. De engel in Mariablauw. Hoe het bekende origineel wordt.
In haar debuut vind je ook een op het Hooglied geïnspireerde cyclus, expliciet opgedragen aan haar geliefde Marjolijn (met haar aan haar zijde liep ze de poëziewandeling). Ontroerend, niet-traditioneel, sterk:
Ze opende haar huis voor mij. De tuin
was onbetegeld. Ik ben van mijn lief.
Naar mij gaat haar verlangen uit.
Ergens slapen de anderen
Het debuut dateert van 2001. In 2016 publiceerde ze haar vierde en tot nu toe laatste bundel, Ergens slapen de anderen. En ook daar, het is niet verbazend maar wel opmerkelijk, doet ze wat ze deed, maar dan nieuw. Op bladzijde 65 bijvoorbeeld, in het gedicht Vraag 185: Wanneer zullen wij sterven?
In de film vertelt Alvaro dat als je de lucht
en de lampen uit de kamer haalt, alles eruit
en de wanden afkoelt tot een absoluut nulpunt
er een lege ruimte overblijft. Denk je.
Maar dat is niet zo. Je houdt een vaccuüm over.
En het is verbazend genoeg niet leeg.
En even denk je nog dat dit gedicht een overweging is, abstract en algemeen, niet van toepassing op het leven van de dichter of op haar bewustzijn. Maar dan vergis je je.
Ik raak verstrikt in mijn vraag, want
zullen wij sterven als je het licht en de lucht
uit de kamer haalt en die toch niet leeg is?
En wat om hemelswil gebeurt er dan bij de dood?
Mooi vind ik dat. Ze pakt een vraag uit de katechismus, maar het is haar vraag. En wie is Alvaro en waarom legt ze het niet uit? En waarom interesseert me dat eigenlijk ook niet?
Aangeraakt – liber amicorum

Ze blijft dicht bij zichzelf, maar ze gaat overal heen. Misschien is dat wel wat ik zo waardeer aan Marijke. Als dichter, bedoel ik. Ze blijft bij zichzelf en dat voelt authentiek. Ze gaat weg en dat tekent haar nieuwsgierigheid en haar vermogen om anderen te ontmoeten en aan te raken. Samen te brengen.
Kijk maar naar die poëziewandeling van afgelopen zaterdag. Een foto-impressie vind je op de site die Ineke Janssen heeft gepubliceerd, maar de sterkste expressie is natuurlijk het Liber amicorum samengesteld door Wim van Til, oprichter van Poëziecentrum Nederland.
En al is de poëzie in dat boekje misschien niet altijd van haar niveau (ik denk hier natuurlijk aan mijn eigen bijdrage), het mag er zijn en het getuigt van het feit dat poëzie mensen samen kan brengen, op straat in coronatijd, maar ook op geduldig papier. Marijke’s poëzie doet dat. En dus ook poëzie in het algemeen.
Mooi is dat.
Nog even dit
Dank je dat je de tijd hebt genomen om dit artikel te lezen. Wil je mijn werk ondersteunen, ga dan naar een boekhandel en koop een van mijn romans. Wil je meer doen? Deel dan dit artikel dan met je vrienden of volgers. Of vertel me jouw verhaal in een reactie of privé. Ik hoor het graag!