Mijn eerste ervaring met het Letterenfonds was niet positief, eerlijk is eerlijk. In 2012 was mijn debuut gepubliceerd, en het was nog een tamelijk groot succes ook. Mooie recensies. Een weekje in de Bestseller 60. Het was genoeg voor een tweede contract. En voor een aanvraag bij het Fonds, waarvan mijn redacteur me bezwoer dat het zeker gehonoreerd zou worden. Nou, dat liep dus anders.
Mijn eerste aanvraag
De eerste keer stuurde ik de papieren snel genoeg op. Een werkplan en wat exemplaren van de roman, vriendelijk beschikbaar gesteld door het team van Thomas Rap. Toen begon het wachten. De hoop dat een voor mij onbekende, ondoorzichtige instantie positief over mijn werk zou oordelen. Een aantal anonieme lezers, had ik begrepen, geen idee waar ik me in begaf. Ik wist niet wie de voorzitter was, hoe de procedures verliepen. Het enige dat ik had waren de woorden van mijn redacteur, die altijd zo aanstekelijk positief was. Hij verwees naar een ander initiatief van het Fonds waar ik zo prominent in figureerde: Ten Books from Holland.
Dat sprak toch voor zich?
Terug naar Rome
In de zomer van 2013 bevond ik me in de Eeuwige stad. Dankzij een vriendin had ik een appartement gevonden om te werken aan mijn nieuwe roman. Werktitel Alle wegen. Ik wilde research doen en elke dag mijn quotum halen. Uiteindelijk moest het goed komen, dacht ik optimistisch: met zes weken heb ik vast wel een kleine roman geschreven.
Schreef Harry Mulisch zijn Twee vrouwen ook niet in een gezegende zomer?
Het appartement kwam met een airco en redelijk betrouwbare WIFI, maar ook met een hond. Een mannetje dat ik elke dag moest uitlaten en voeren. Gekookte rijstkorrels met verse kip, vanwege zijn kwetsbare darmen. En ik mocht hem in mijn beste Italiaans aanmoedigen, met zachte, overredende stem, omdat hij anders de halve stad wakker zou blaffen.
Ach, lieve Artú, wil je niet wat eten? Eddai!
En dat drie keer per dag. Mijn dictator was niet de zon of mijn verleden, maar die kleine keffer met de witte krullen, die ik aan een lijntje door de zomerse en uitgestorven hoofdstad mocht begeleiden. Ook ontdekte ik dat de accijns op alcohol in Italië aanmerkelijk lager ligt dan in Nederland. En te koop in de lokale Emmepiú, of hoe die supermarkt ook mocht heten, waar de eierdozen niet open konden maar de glutenvrije pasta al tien jaar voor de Albert Heijn zomaar in de schappen lag.
Kortom, ik vermaakte me wel. Als je er meer over wilt lezen, dan heb ik er nog wel een kort verhaal over.
Het Letterenfonds in Rome
In die context kwam landde het nieuws van het Fonds, en het was negatief. Als ik behoefte had aan een uitgebreide verklaring met een uitleg die toegespitst was op mijn unieke geval, dan moest ik dat schriftelijk aanvragen. Ik mocht een antwoord verwachten in zes tot acht weken en ik moest het meteen aanvragen. Maar ik was eindelijk in de flow gekomen, verloren in de fictieve droom van een nieuwe, nog fragiele roman. Ook liet mijn vrolijke redacteur me weten dat ik er waarschijnlijk weinig mee zou opschieten.
Het was jammer maar helaas.
En dus koos ik voor het werk. Ik schreef door. Minder zelfverzekerd en minder in staat om me te concentreren, behalve dan op de Max Havelaar in de Italiaanse boekenkast, op een Engelse versie van Dexter, en op ingekleurde documentaires over Mussolini. En op die grappa natuurlijk, nog steeds verrassend goedkoop.
Was dit het einde?
Bijna wel, ja. Dat is de macht van het Letterenfonds: met de keuzes die ze maken vallen er slachtoffers. Goede bedoelingen zijn niet genoeg om de steun van het Fonds zeker te stellen, en al begrijp je niet meteen waarom en hoe ze hun keuzes maken, gekozen zal er worden. Er is geen zekerheid. Goede recensies zijn niet genoeg, want de anonieme lezers maken hun eigen afweging.
Tot op de dag van vandaag weet ik nog steeds niet officieel hoe ze mijn debuut hebben beoordeeld, en welke overwegingen een rol hebben gespeeld. Welke literatuuropvatting? Poëtica? Welke politieke, persoonlijke of religieuze voorkeur? Ik heb geen idee.
En dat is ook prima zo. Wie de moed heeft om een roman te schrijven, heeft ook de bereidheid om zich bloot te stellen aan het oordeel van de massa en het veld. Als je dat niet kunt verdragen, moet je maar in een callcenter gaan werken.
De tweede aanvraag
Van mijn eerste roman en van mijn gefaalde aanvraag voor het Letterenfonds heb ik wel geleerd. Mijn tweede aanvraag in 2019 was een stuk beter. Dat is niet zo vreemd ook: ik had veel meer feedback om naar te luisteren, recensies en reviews van ‘gewone lezers.’ In plaats van een enkele redacteur, had ik de reacties van mijn vrienden en familie aangehoord, en die waren heus niet allemaal positief, geloof me.
Niets daarvan is op de rotsen gevallen. Anders kan ik het niet verklaren. Want mijn tweede aanvraag werd wel gehonoreerd.
Zo veranderde ik van een literaire eenling, van een gepubliceerde dromer ineens in iemand die geaccepteerd is door het veld. Of tenminste in iemand van wie het voorstel voor een derde roman is geaccepteerd. De publicatie laat nog even op zich wachten.
Kortom
Het Letterenfonds is kritisch, maar dat maakt de schrijver beter. Bij een afwijzing is er werk aan de winkel. En bij een toekenning nog meer werk, natuurlijk. Het houdt niet op tot het goed genoeg is, mag je hopen, tenminste voor een publicatie en hopelijk voor veel nieuwe lezers.
Tegelijk leven we in uitzonderlijk uitdagende tijden. Dat geldt voor schrijvers, maar eigenlijk voor iedereen in Nederland en daarbuiten. Juist daarom is die extra subsidieronde vanwege COVID zo belangrijk.
Het Fonds is een lichtpuntje.
Ze willen graag dat ik me verder ontwikkel, als schrijver met een platform waarmee ik hopelijk wat extra inkomsten kan gaan genereren. Deze website, dus. Mede mogelijk gemaakt door het Letterenfonds.