Johannes Paulus II – de heilige die ik heb aangeraakt

Johannes Paulus II, Johannes Ter Schure.

Ergens in september 1992 heb ik hem een hand gegeven: Johannes Paulus II. Een van de twee nieuwe heiligen van vandaag. De meester heiligenmaker – ruim 400 creëerde hij er zelf – nu is hij een van de velen. Zo gemakkelijk is het tegenwoordig. Heilig worden. Je hoeft alleen maar op de troon te blijven zitten, trillend van Parkinson en wilskracht, tot je letterlijk niet meer kunt. Je hoeft alleen maar de kerk te hervormen na een Vaticaans concilie door een nieuw missaal, een nieuw getijdenboek, een nieuw kerkelijk wetboek en een splinternieuwe Katechismus te schrijven. Je bereist een slordige 126 landen in de wereld, spreekt er miljoenen verzamelde jongeren toe, verandert van geestelijk leider in de meest gefotografeerde man ter wereld – meer dan de president van Amerika. Dat is alles. Een paar wonderen erbij. Heilig.

Ik was een van de velen die hem heeft mogen aanraken. Met mijn rechterhand. Ik heb er geen fotografisch bewijs van, helaas, maar het is echt gebeurd. De toenmalige bisschop van Den Bosch was erbij. Een medestudent die inmiddels geen pastoor meer is – en dat kwam niet door zijn snor. De neus van iemand die nooit priester is geworden. De paus drukte me een plastic etuitje met een rozenkrans in de hand, zijn vingers raakten mijn handpalm aan. Dat was het. In de Middeleeuwen zou je het een strijkreliek noemen: bijna net zo krachtig als de heilige zelf. Mijn rechterhand.

Heel even dacht ik dat ik geen kwaad meer kon doen, met die hand. Kijk maar naar de grijns op mijn gezicht, de intense blik waarmee ik hem aankijk. Niet dat hij terugkeek, trouwens. Ik weet nog goed dat hij werd afgeleid door een medestudent die wel Italiaans sprak en dringend iets kwijt moest. Reden genoeg voor de heilige Vader om door te schuifelen. Als hij had geweten hoe het met mijn rechterhand is afgelopen, dan was hij misschien wat langer blijven staan.

Nu blijkt hij dus heilig te zijn. Zijn gebaar verandert van een verplicht nummertje in de zegening van een ambitieuze jongeman, van met name zijn rechterhand. Mijn schrijfhand. Het is misschien een vreemd idee, maar voor mij betekent de heiligverklaring van deze man vandaag een postume zegening van mijn werk. Van elk woord. Een heilige heeft het tenslotte aangeraakt. Dat is een feit.