Gisteren mocht ik een boek uitzoeken, mits ik het niet te gek maakte. Is Murakami te gek? vroeg ik. Dat was het niet, wat ik op zich al een goede grap vond. Want ik vind hem wel te gek, hoe dan ook, wat hij ook produceert. Wat is dat toch met die man? Hoe krijgt hij het voor elkaar om mij zo te boeien? Zijn succes is een mysterie dat ik steeds weer hoop op te lossen, met elk boek dat ik van hem lees. En ik heb ze al bijna allemaal gehad, vrees ik. Zelf blijft hij er nuchter onder. Ik beschrijf wat een personage doet en daarna leg ik het nog een keer uit, zei Murakami ooit, tegen de Paris Review geloof ik. Simpeler kon hij het niet maken.
Mijn ongeordende lijst van mogelijke succesfactoren:
- Japans
- Amerikaans
- Droge humor en simpele taal
- Seks zonder moraal en zonder geilheid
- Geen religie, wel zingeving
- Muzikale referenties uit popmuziek èn uit de klassieke wereld.
- Jazz niet te vergeten
- Osmotische droomscènes (als in: die meer werkelijk lijken te zijn dan de realiteit)
- Doodgewone jongens die niet al te slim of zelfingenomen zijn
- Eenzaamheid en contact zoeken
- Pratende poezen of andere schattige dieren
- Sterke vrouwen, vaak ‘zonder een grammetje overtollig vet’ aan hun lenige lijf
- Verhalen in verhalen
- Referenties naar oorlogen – leven en dood
- Reputatie van harde werker, ook als vertaler naar het Japans van Raymond Chandler, John Irving, F. Scott Fitzgerald
- Losse eindjes
Wat een bizarre lijst eigenlijk. Volgens mij zou geen acquirerend redacteur erin trappen. Onherhaalbaar is zijn succes, strikt gebonden aan de unieke, mediaschuwe persoonlijkheid van een man die nog geen autobiografisch bot in zijn schrijvershand lijkt te hebben, al zullen we dat nooit weten. Wel in zijn voeten trouwens (Waarover ik praat als ik over hardlopen praat). Volgens mij is hij vooral een klasse apart, zoals eigenlijk elke schrijver zou moeten zijn.
Haruki Murakami, De moord op commendatore.