Gisteren, nee, eergisteren was een vreselijke dag voor mijn en mijn evenwichtsorgaan. Mijn oudste werd vijf, of beter, hij zou vijf worden, maar dat was hij natuurlijk nog niet. Het was nog een dag te vroeg. Maar er kwamen al mensen op bezoek, niet te veel, maar uiteindelijk ondanks corona toch nog een flink gezelschap. En dat betekende dat we in de ochtend hard aan het werk waren met, je raadt het al, de voorbereidingen. Cup cakes moesten gebakken, was gevouwen, vloeren gestofzuigd en gedweild, niets wat we niet al kenden van voorgaande jaren. De laatste inspanningen voordat we de illusie van een georganiseerd huishouden konden opvoeren. En daarna taart, chips en snoep.
Maar eerst dus die was. Ik had een tafel vol gelegd en dacht toen ineens dat het wel leuk zou zijn om die huishoudelijke activiteiten af te wisselen met een serie push ups. Ik had er een app voor, en die hielp me om sterker te worden, steeds een stapje extra en ik zat al op 69 stuks. Eitje, dacht ik nog, terwijl ik de laatste mouwloze rompertjes op een stapeltje legde: ik begin met een serie van 20, dan 16, en zo wordt het alleen maar minder. Kind kan de was doen.
Maar na de eerste twintig ging het mis. Ik stond op, nam een slip van mijn vrouw uit de stapel, en voelde me dronken worden. Steeds draaieriger. Tot het niet meer ophield. Ik kon niets doen dan anderhalve minuut lang proberen om overeind te blijven in de storm. Geen slip gevouwen. Daarna liet ik me weer op de grond vallen voor de komende 16, maar in plaats daarvan besloot ik maar te wachten tot het beter zou worden. En na een angstaanval, het overgeven van kersen en ongeveer twee uur in het oog van de storm ging het ook beter. Zeker toen ik me naar boven wist te slepen en in bed dook, de gordijnen en ogen dicht.
Voor het feestje bleek ik helemaal niet nodig te zijn. En een dag later noemde de huisarts het BPPD, een benigne aanval van gruis in mijn evenwichtsorgaan. Onschuldig genoeg, dus. Een aanval duurt meestal hooguit een minuut.